, [], Whether Christ took flesh of the seed of David?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [68]Zo zegt de HEERE: [69]Schrijft dezen zelfden [70]man [71]kinderloos, een man, [die] niet voorspoedig zal zijn in zijn dagen; want er zal niemand van zijn zaad voorspoedig zijn, [72]zittende op den troon Davids, en heersende meer in Juda. 68. Dit is Gods antwoord op de voorgaande vraag des volks. 69. Tekent het op ter gedachtenis, als een gewis en onwederroepelijk besluit van God. 70. Chonia. 71. Hebreeuws, geheel ontbloot, of de allerontblootste; te weten van nakomelingen of opvolgers, gelijk sommigen; of gelijk anderen, van land en goed; inplaats dat zij zich inbeelden dat zijn zaad voor altoos zou regeren. Zie hiervan 1 Kron.3:16. 72. Sommigen gevoelen dat na de Babylonische gevangenschap niet Salomo's, maar Nathans [Salomo's broeders] nakomelingen het bestuur gehad hebben. Anderen verstaan dat Salathiel zijn eigen rechte zoon door geboorte geweest is, doch Zerubbabel, die hem gevolgd is naar de gevangenschap, is niet meer dan een vorst, bestuurder geweest, gelijk te zien is Hag.1:1 en in het boek Ezra, en geenszins koning, zittende op den troon van David.